Op zoek naar een geschikt

en betaalbaar notariskantoor?

Wettelijke erfgenamen

In de wet is vastgelegd dat de langstlevende echtgenoot goed verzorgd achterblijft. Ook een onterfde echtgenoot krijgt bepaalde rechten als dat nodig is voor zijn of haar verzorging. Wanneer geen testament wordt opgesteld, gelden regels omtrent erven zoals deze in de wet zijn vastgelegd. De belangrijkste bepalingen uit deze wetten vindt u hieronder:

Erven volgens de wet
Het erfrecht komt aan de orde bij overlijden. Degene die overlijdt, wordt erflater genoemd. Het vermogen dat iemand nalaat, bezittingen en misschien ook wel schulden, heet nalatenschap. Alle bezittingen en alle schulden gaan over op de erfgenamen. De wet bepaalt wie de erfgenamen zijn, als de overledene géén testament heeft gemaakt. Dit heet versterferfrecht. Met een testament kan men afwijken van de standaardregels. Dat wordt testamentair erfrecht genoemd.

Erfgenamen volgens de wet
De wet verdeelt de mogelijke erfgenamen (de familieleden) in vier groepen. Pas als in een groep géén familielid aanwezig is, komen personen uit de daaropvolgende groep als erfgenaam in aanmerking. Vroeger zei men het al en tegenwoordig geldt het in grote lijnen nog steeds: "'t naeste bloet erft het goet". Hieruit valt af te leiden dat niet-bloedverwanten, zoals zwagers, schoonzusters, aangetrouwde kinderen of stiefkinderen nooit erfgenamen volgens de wet kunnen zijn. Echtgenoten zijn, als niet-bloedverwanten, de uitzondering op deze regel. Een van tafel of bed gescheiden man of vrouw wordt niet als erfgenaam aangemerkt.

Geregistreerd partnerschap
Voor de vermogensrechtelijke situatie en het erfrecht heeft de partnerschapsregistratie hetzelfde gevolg als een huwelijk. Daar waar 'echtgenoot/huwelijksgoederengemeenschap/huwelijkse voorwaarden' staat, kan dus ook 'geregistreerde partner/goederengemeenschap/partnerschapsvoorwaarden' gelezen worden. N.B.: samenwoners die bij de notaris een samenlevingscontract hebben gesloten, zijn geen geregistreerd partners zoals hiervoor bedoeld.

Groep 1
Groep 1 bestaat uit de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot en de afstammelingen: kinderen of (achter)kleinkinderen.
De echtgenoot en de kinderen erven ieder een even groot gedeelte.

Voorbeeld 1
Een man overlijdt en laat een vrouw en drie kinderen achter. De man heeft vier erfgenamen, te weten zijn vrouw en zijn drie kinderen; ieder erft 1/4 gedeelte.

Voorbeeld 2
Een weduwe overlijdt. Zij had drie kinderen, waarvan één vóór haar is overleden met achterlating van twee (klein)kinderen.
Het versterferfrecht bepaalt dat kleinkinderen in de plaats komen van hun overleden ouder (plaatsvervulling). De twee in leven zijnde kinderen krijgen dus ieder 1/3 gedeelte en de twee kleinkinderen krijgen samen het gedeelte dat oorspronkelijk voor hun overleden ouder bestemd was (ieder 1/6).

Men zegt wel dat de echtgenoot 'de helft plus een kindsdeel' krijgt. Dit gezegde gaat ervan uit dat man en vrouw in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen getrouwd zijn. Dit betekent dat ieder de helft van de bezittingen en de helft van de schulden heeft. Vergelijk met een echtscheiding waarbij zij alles door twee moeten delen. De nalatenschap is in dit voorbeeld de helft van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Krachtens erfrecht krijgt de vrouw in voorbeeld 1 een kwart van de nalatenschap, gelijk aan een kindsdeel; de (andere) helft had zij vóór het overlijden van haar echtgenoot al.

Groep 2
Groep 2 bestaat uit de ouders en de broers en zusters van de erflater met hun afstammelingen. Een ouder erft altijd minimaal 1/4 gedeelte.

Voorbeeld
Een man heeft geen vrouw en geen kinderen. Bij zijn overlijden zijn in leven zijn beide ouders en twee broers. Ieder erft dan 1/4 gedeelte. Zijn er drie broers, dan erven de ouders ieder 1/4 gedeelte en de broers ieder 1/6 gedeelte.



Is al een broer vooroverleden met achterlating van kinderen, dan erven zijn kinderen samen in zijn plaats. Ook halfbroers en halfzusters tellen mee, maar wel voor een kleiner gedeelte dan volle broers en zusters.

Groep 3 en 4
Als een erflater geen echtgenoot en (klein)kinderen heeft (groep 1) en er ook geen ouders en broers en zusters met afstammelingen zijn (groep 2), komen de grootouders aan de beurt met hun (klein)kinderen, de ooms, tantes, neefjes en nichtjes (groep 3). Zijn ook deze allemaal gestorven, dan komen de overgrootouders met hun afstammelingen aan bod, tot in de zesde graad (groep 4). Als er helemaal geen bloedverwant in de categorie van overgrootouders blijkt te zijn, vervalt de hele nalatenschap aan de Staat der Nederlanden. Voor veel mensen is dit een vervelend idee, maar gelukkig is aan deze vererving wel iets te doen. Iedereen kan van het versterferfrecht afwijken door een testament te maken.